Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Bordes

Op een receptie ontmoet ik een vrouw die ik me herinner van langer dan veertig jaar geleden. Ja, ergens in het begin van de jaren zeventig zie ik haar in die herinnering, een feest in een groot huis ergens in het diepe zuiden van het land, het was zomer. Leuke vrouw, mijn leeftijd, niet veel ouder geworden. Dat laatste zeg ik ook, als we elkaar een hand hebben gegeven. Aan haar is ook te zien dat ze zoekt naar een herinnering. Ze lacht en zegt: “Jij ook niet.” Dat laatste is natuurlijk onzin, maar van haar vind ik het echt, wat zij waarschijnlijk onzin vindt. 
Zoals dat vaak gaat met mensen die elkaar erg lang niet gezien hebben, proberen we te focussen op een moment dat we beiden op kunnen roepen. We komen op dat feest terecht, zij herinnert zich details, ik ook, inderdaad, een prachtig feest. Dan hebben we het even over hoe het gaat met onze levens. 
Ondertussen denk: er was nóg iets, maar hoe zat dat ook alweer? Andere mensen voegen zich bij ons, we verliezen elkaar weer uit het oog, het is een drukke receptie. 
Als ik wegga, zie ik haar weer. We geven elkaar een hand, zeggen `tot ziens’, weten natuurlijk niet of dat ooit nog gebeurt en dan moet ik het vragen: “Zeg, hebben wij die avond niet enorm staan zoenen op het bordes?” Het waren rommelige dagen, toen. Misschien was er nog wel meer aan de hand, maar daarover durf ik niet te beginnen. Ze kijkt me een paar seconden aan.
“Nee,” zegt ze dan, lachend. Wat ik misschien niet moet zeggen, is eruit voordat ik er erg in heb: “Jammer.” 
Ik wacht haar reactie niet af, maak me snel, maar nog nét waardig uit de voeten en onderweg naar huis, vraag ik me af of ik niet hartstikke fout bezig was met dat ene woord. Glad ijs, dat zeker.