Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Hemel

Gisteravond waren er veel vallende sterren te zien. Dat werd in de ochtend al aangekondigd en ik wist tot mijn spijt dat ik iets te doen had waardoor ik ze niet kon zien, terwijl ik de laatste tijd vind dat ik iets meer van de natuur moet meemaken.
Wel herinnerde ik me de eerste keer dat ik er een zag. Het was rond deze tijd, ik was net acht geworden en liep met een tante door de winteravond. Er lag geen sneeuw, maar het was net alsof je de kou kon vastpakken. Die tante was geen echte tante, maar een vriendin van mijn ouders. Ik zag tegen haar op, omdat ik haar zo mooi vond. Het speet me dat ik een jongetje van acht was, anders had ik misschien met haar kunnen trouwen. Ze vond mij ook aardig, want als ze op bezoek kwam en me zag, lachte ze en drukte me hartelijk tegen zich aan. Ze rook naar een zomerse dag.
Ineens wees ze naar de hemel en zei: “Vlug! We mogen een wens doen!” Een wens? En toen zei ze het, van een vallende ster en de wens die je dan mocht doen, maar je mocht niet vertellen wat je wenste, behalve wanneer die wens was uitgekomen. Ik vroeg of het gebeurde dat zo’n wens uitkwam. Mijn tante knikte. Ik vroeg of het haar weleens was overkomen. Mijn tante vertelde over haar vader. Die was een paar weken ernstig ziek. En toen had ze een vallende ster gezien en gewenst dat haar vader beter werd. Dat gebeurde. Ze vertelde dit ernstig, ik maakte haar bijna nooit ernstig mee.
Pas járen later zag ik weer een vallende ster. Ik zat op de middelbare school, er was een klassenfeest geweest, ik bracht een vrolijk meisje naar huis. Ze was een jongere versie van mijn tante die inmiddels naar ver weg was verhuisd. Ik wees naar de vallende ster. Mijn wens kwam niet uit.