Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Niks

Natuurlijk had hier gisteren een stukje over de storm moeten staan, maar dat had ik dan op de dag van de storm moeten schrijven en toen zat ik vanwege die storm vast op Utrecht Centraal. Ik arriveerde daar om half 11, was op doorreis en moest uitstappen en pas ’s avonds om half 7 kon ik weg, in een taxi waarvoor ik heel veel geld moest betalen.
Waarom bleef ik er zo lang? Nou, telkens werd er beloofd of gesuggereerd dat er dan en dan weer treinverkeer mogelijk zou zijn, maar dat was niet zo.
Nog nooit heb ik ergens zo veel wachttijd doorgemaakt, maar ik besloot al snel dat het goed was voor mijn karakter. Bovendien weiger ik welke tijd dan ook als verloren tijd te beschouwen, maar dat kan alleen als je je daar zelf ook iets voor doet, en ik deed wat ik gewend ben: aandachtig om me heen kijken en vaak de oren spitsen.
Wat me vooral opviel en ook verbaasde was dat we geen zeurpieten zijn. Iedereen legde zich zonder al te veel gemor neer bij de situatie, die om de paar minuten via de geluidsinstallatie werd omschreven, dus dat vanwege de zware storm het treinverkeer tot nader orde was opgeheven, en ook dat iedereen gratis koffie en thee kreeg.
Er liepen veel mensen van de NS rond en die konden uiteraard ook geen concrete mededelingen doen en de gedachtewisselingen daarover verliepen soepel en vriendelijk.
Ik dacht monter: het valt best mee met ons, we kunnen hier in deze grote, kille stationshal binnen een mum van tijd voor een samenleving zorgen waarin iedereen een plaatsje heeft.
Aan wie ik nog steeds denk is aan een jonge conductrice met rode wangen die om half 12 zei: “Er rijdt niets meer. Helemaal niets. Niks.” En dat misschien wel dertig keer herhaalde, met grote ogen.