Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Over

Toevallig keek ik op en zag mijn buurman het huis passeren, in grote haast, wat uitzonderlijk is, want hij is altijd in de ban van onwaarschijnlijke rust. Hij ziet dat ik hem zie, en maakt een prikbeweging bij zijn rechter bovenarm.
Kwartiertje later is hij terug. Dat zie ik, omdat ik weer toevallig uit het raam kijk. Hij houdt triomfantelijk een papiertje omhoog. Ik ben altijd geïnteresseerd in papiertjes die triomfantelijk omhoog worden gehouden. Het is Registratiekaart coronavaccinatie. Ik zie ook welk vaccin het is, het gevreesde AstraZeneca. De buurman zegt dat zijn huisarts hem zojuist belde. Die stond in een kerk hier in de buurt te vaccineren en had vaccins over: mijn buurman moest zo snel mogelijk komen.
Ik feliciteer hem en zeg dat het mij ook niet zou kunnen schelen als het om AstraZeneca ging. Als ik maar aan de beurt mocht zijn. Ik voel ook lichte jaloezie, maar die houd ik voor me, omdat ik hem het beste gun. Maar mezelf ook natuurlijk en mijn buurman is maar een klein beetje jonger dan ik.
Ook vraag ik me af hoe het allemaal officieel geregistreerd wordt. Mijn buurman krijgt zijn eerste prik tussen de bedrijven door, dus niet eind april of begin mei wanneer onze leeftijdsgroep eindelijk mag. Misschien ontvangt hij dan weer een uitnodiging, misschien ook niet.
Later op de dag spreek ik een andere buurvrouw die vroeger verpleegkundige was, en nu helpt bij het vaccineren. Ze was daarmee in een sporthal in de weer geweest: “Ja, aan het eind van de dag hadden we er een stuk of twintig over. Die hebben we onderling verdeeld. Is dat tenminste gebeurd.”
Ik knik en weer denk ik aan de administratie van deze gang van zaken, maar het liefst wil ik erover ophouden.