Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Verhaal

Zaterdag zit ik aan de keukentafel in de kranten verdiept als er op het raam wordt geklopt, nogal dwingend. Naast de voordeur is een bel, twee om precies te zijn, en daar is iets mee, ik weet ook wat: soms doen ze niet wat voordeurbellen zouden moeten doen.
Bij de op het raam kloppende hand hoort een hoofd dat me vaag bekend voorkomt, een stevig, sterk afgebakend hoofd zonder haar, behalve een precieus cirkelvormig baardje rond de mond, zo’n baardje waarmee je ’s ochtend even bezig bent, wat je alleen maar kunt als je een goed humeur hebt en vol klotsend zelfvertrouwen zit. Ineens denk ik: de majoor! En als we de majoor zeggen, weten we wie we bedoelen, onze nationale held majoor Marco Kroon, drager van de Militaire Willems-Orde. We weten ook dat de overheid een beetje met de majoor in de maag zit, want telkens is er wel wát.
Nu is het bijvoorbeeld al een tijdje stil rond een kwestie die niemand begrijpt. Iets met een staatsgeheim en laakbaar gedrag van de majoor in Afghanistan. De verantwoordelijke minister zegt dat er in deze zaak geen winnaars zijn, alleen maar verliezers. Maar ja, wélke zaak?
Terwijl ik naar de voordeur loop, vraag ik me af wat hij komt doen. Misschien dacht hij: het is Boekenweek en ik bel gewoon bij een schrijver aan om mijn héle verhaal te doen, misschien is het een boek.
In de deuropening zie ik dat hij de majoor niet is. Het hoofd lijkt op het zijne, maar het bovenlichaam van de aanbeller is groot en eivormig. Hij spreekt moeizaam Nederlands en wil een flesje water. Hij wijst naar een auto die op een vluchtauto lijkt, en zegt: “Water op, ik garage”. Ik vul een fles water en hij vraagt: “Fles troek?” Ik schud mijn hoofd, hij bedankt me geroerd.