Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Vogeltje

Bericht dat ik met ingehouden adem lees: dat een bezoeker van de Nieuwe Kerk in Amsterdam een kunstwerk van de wereldberoemde Jeff Koons aanraakte en dat dat kunstwerk uit elkaar spatte of in scherven viel (in ieder geval: kapot!). Een blauwe bol van dun glas die deel uitmaakte van een schilderij, die dag voor het laatst in Nederland te zien. Waarde niet te schatten, miljoenen dollars, zoiets. 

In de persoon die het kunstwerk aanraakte, kan ik me krachtig verplaatsen. Ik ben in principe ook een enorme aanraker van kunstwerken, maar ken mijn manieren en houd me strak in. 

Ik ga terug naar de lente van 1960, ik was zeven en misdienaar in de kapel van de Maartenskliniek in Nijmegen. Misschien zijn er mensen die niet meer weten wat een misdienaar is, jammer is dat, maar ik was er een in de vroege jaren zestig. De meeste katholieke jongens waren het. 

Jaarlijks maakten wij misdienaars een uitstapje, het misdienaarreisje, onder leiding van het hoofd en opleider van de misdienaars, een strenge non, zuster Praxedes. Het misdienaarreisje voerde ons toen naar Den Haag waar wij onder meer het Mauritshuis bezochten. Het waren ernstige aangelegenheden, die misdienaarreisjes. Daar hing een klein schilderij waar ik niet vandaan wilde, een schilderij van een vogeltje. (Later wist ik: `Het puttertje’ van Carel Fabricius.) 

Misschien had ik wel nooit zo lang van zo dichtbij naar een vogeltje kunnen kijken. Het kón niet anders, ik moest het aanraken. Heel hard begon er een bel te loeien en van wel vier kanten stormen mannen en vrouwen op me af, van wie er een paar geüniformeerd waren. Een vrouw schreeuwde of ik dat thuis ook deed. Ik dacht dat mijn leven voorbij was, maar dat was niet zo.