Tijdje terug fietste ik langs een auto die half op het fietspad stond. Ik raakte een van de buitenspiegels. `Raken’ is een te groot woord. Ik streek er langs. Vergelijk het met een zuchtje wind. Er gebeurde toen dit: een man stapt uit. Nee, het is iets ánders dan uitstappen. Het linkerportier knalt open en er maakt zich een gestalte uit het voertuig los, twee eenheden die zich scheiden. Een man met veel lichaam, aan wie te zien is dat hij weliswaar last heeft van dat volume, maar geen mogelijkheden ziet er iets aan te doen. Hij heeft zich ontdaan van zijn hoofdhaar.
Volgens mij heb ik de openbare orde en veiligheid nog nooit grof geschonden. Ik ben daar ook niet geschikt voor. Als ik dat de komende dagen doe, krijg ik een bekeuring of word ik ingerekend. In minder ernstige gevallen niet, want de politie gaat actievoeren. Er moet een beter cao komen. Daar ben ik het mee eens, maar stel mezelf wel de misschien vreemde vraag of ik blij ben niet te worden bekeurd als ik op een stil kruispunt door rood rijd.
De opkomst van de barbier volg ik met vage interesse, wat vooral aan mijn haar ligt. Dat heeft een vrij matige uitstraling. Toch kan ik een lichte fascinatie voor deze beroepsgroep niet ontkennen. Zaterdag las ik een interview met een barbier die in Nijmegen en Arnhem opereert. Jean van Rossum heet hij en het gaat hem goed. Dat is te zien aan de foto waarop hij in zijn zaak is afgebeeld. Hij staat met zijn armen over elkaar fier en daadkrachtig voor zich uit te kijken, geflankeerd door twee medewerkers die met klanten bezig zijn.
Waarvoor ik huiver voel, is dat ik rare of vervelende dingen doe waarvan ik me niet bewust ben. Een abstract gevoel want als ik me er niet bewust van ben, weet ik dus ook niet dat ik die dingen doe. Neuspeuteren bijvoorbeeld. Als ik iemand daarmee bezig zie, vind ik dat hinderlijk, terwijl het niet mijn neus is – moest er nog bij komen. Of langdurig in het kruis krabben en ondertussen gapen. Ik hoop dat ik erop gewezen wordt als iemand me daarop betrapt. Of het daarmee opgelost is, geen idee, maar ik kan me erop concentreren zoiets te vermijden.
Volgende week zijn er in onze straat filmopnamen. Een Duitse productiemaatschappij maakt een film over Anne Frank, eind van dit jaar in de bioscopen te zien. Over dit project komen regelmatig schriftelijke mededelingen, want de bedoeling is dat de buurt duchtig meewerkt. Alle auto’s en fietsen moeten weg. Nergens mag iets eigentijds te zien zijn en ’s avonds komen medewerkers van de film zwarte doeken voor de ramen hangen. Dat laatste mogen we ook zelf doen, maar als we niet weten hoe dat moet, is er hulp beschikbaar. Volgende week donderdag moet het de hele dag regenen.
De flessen lijken behoorlijk op elkaar, maar natuurlijk kan Exota niet terugkeren in de smaak die zich de generatie van toen herinnert. Ik geloof ook niet dat de makers daarop uit zijn. Een ijshandelaar en een paar vrienden hebben voor een nieuw leven van de frisdrank gezorgd. Ze noemen het `een kwajongensstreek’. Ik geloof dat ze daarmee zeggen dat ze het vooral voor de grap doen, omdat ze geld te veel hebben. De ombudsman van de VARA, Marcel van Dam, bracht het merk destijds om zeep. Hij keek toen al zoals hij later altijd keek en ja, dan houd je niet van limonade.
Als woorden met een belangrijke lading te vaak worden gebruikt, krijgen ze een vale tint en steeds minder betekenis. Betreurenswaardig voorbeeld hiervan is: integer. Uiteraard volgde ik de berichtgeving rond het Gelders Statenlid dat haar zoon een baantje bezorgde, het onderhouden van de website van de PVV-fractie. Ze hangt nogal aan integriteit, maar dat is niet het eerste waaraan je denkt als je haar ziet en hoort. Haar politiek leider noemt de gang van zaken onhandig en wil het daarbij houden. `Onhandig’ is ook een woord dat door de gevarenzone dwarrelt.
Toen ik gisterochtend wakker werd, nam ik me voor niet te vergeten dat het vandaag Nationale Complimentendag was. Vorige jaren wist ik het niet of kwam ik er veel te laat achter, vlak voor middernacht – en dan belde ik alsnog snel iemand op: `Wat heb je toch een prachtige stem!’. Meteen vond ik dat ik ervoor moest zorgen niet te overdrijven. Terloopse complimenten zijn meestal de beste. Bijvoorbeeld de leuke jurk die het bezoek aan heeft. `Leuke jurk heb je aan’ vind ik dan net iets te weinig.
Er zijn mensen die liever niet door een tunnel rijden. In mijn omgeving ken ik er ook een paar. Zelf heb ik dat niet, maar dat zeg ik niet om stoer te doen. Er is iets aan de hand met de tunnels in Nederland, bijvoorbeeld dat in veel ervan de brandweer niet naar binnen gaat als er zich een calamiteit voordoet. Vind ik nogal wat! Ik begrijp het niet helmaal, maar geloof dat de brandweer de opvatting heeft dat er eerst iets aan onze tunnels moet gebeuren.
Soms lijkt woede besmettelijk. Dan heb ik het niet over woede die zich explosief uit, maar over de naar binnen geslagen woede, in het alledaagse openbare leven. Gisteren liep ik over een markt, het was er vrij druk, en ineens besloot ik op zoek naar een lach te gaan. Was lang zoeken. Normaal let ik er niet zo op, maar sinds ik de laatste dagen af en toe filmpjes zie waarin vertegenwoordigers van politieke partijen met hun campagne bezig zijn en op straat folders uitdelen, heb ik er meer aandacht voor. Je ziet dan meteen aan wie zo’n folder besteed is en aan wie niet.