Bij de drogist (Etos) ligt naast de kassa een foldertje waarop staat `vakantie checklist’. Vind het altijd prettig te vragen of iets gratis is: “Mag ik dat zo meenemen, mevrouw?” De mevrouw heeft hetzelfde als ik, maar dan omgedraaid: “Ja, neemt u maar mee. Altijd fijn om bij de hand te hebben.” Mijn vakantie ligt al achter me, maar daarom is zo’n checklist aangenaam. Lekker even nagaan wat ik allemaal niet nodig heb gehad.
Soms hóór je jezelf praten en meestal is er dan iets mis, terwijl wat er mis is niet 1, 2, 3 valt duidelijk te maken. Nu hóór ik mezelf bijvoorbeeld zeggen: “Eigenlijk komt het door het warme weer. Dan heb ik geen jasje aan. En daardoor heb ik niet alles bij me.” Ik noteer dit allemaal met grote tegenzin. Ik houd niet van het woord `eigenlijk’, wil het liever nooit over het weer hebben en wat bedoel ik in hemelsnaam met `alles bij me’ hebben?
België bestaat niet, hoor je weleens, ja geografisch wel, maar het is geen land zoals Nederland een land is, het zijn er twee, zelfs een beetje drie, hoewel het Duitstalige gedeelte te klein voor woorden is – ik ben er ooit geweest, de meeste mensen zijn er onverstaanbaar, er wordt veel gedronken, vrij vroeg op de dag al, en in de paar restaurants die er zijn, kun je grote lappen tamelijk taai vlees eten.
De eerste keer dat ik over kunst nadacht was toen een oom (geen echte oom) zei: “Dat kan ik ook.” Of misschien was het wel: “Dat kan mijn kleine zusje ook.”
Vorige week had ik het hier even over de plaspauze in het streekvervoer en nu lees ik dat het nog steeds menens is met die kwestie, want, ja echt waar: Plaspauze niet gegarandeerd! Er is wel een akkoord bereikt binnen de onderhandelingen, maar de plaspauze zit daar niet hard in. Er zijn mensen die vaak verzuchten, terwijl ze met de ogen rollen: in wat voor land leven we? Ik zeg dat niet graag, maar nu wel.
Zondagavond schoof ik pas aan tegen het einde van de verlenging Kroatië-Denemarken. Ja, ik zeg de laatste tijd ook veel te vaak `aanschuiven’ als ik ergens ga zitten. Het is praatprogrammajargon en hoewel ik weinig naar die programma’s kijk, gaat zo’n woord toch in je zitten.
In het 8 uur-journaal van zaterdagavond was een van de eerste onderwerpen de droogte in Nederland en de oproep zuinig om te gaan met water. De verslaggeefster gaf duidelijke instructies. Ze woont in Utrecht en we zagen haar daar met een emmertje aan een touw naar een gracht of kanaaltje lopen, terwijl ze zei dat het niet de bedoeling was voor het wassen van de auto water uit de kraan te nemen. Haar toon was vriendelijk streng, alsof we allemaal nét leerplichtig waren. Ze liet het emmertje in het water zakken, trok het er vol weer uit en liep ermee naar de auto.
Soms krijg ik een bericht van de Albert Heijn om de hoek: “Hallo Thomas, speciaal voor jou…” Misschien iets anders, maar zo ongeveer. Bericht klik ik meteen weg. Sympathiek dat ze aan me denken, maar ik wil graag enige afstand. Voornaam vind ik prima, maar dat ze speciaal iets voor mij in petto hebben, overvalt me telkens opnieuw. Ik weet ook wel dat dat automatisch gaat, dat het allemaal het gevolg is van mijn bonuskaart, die ik niet per se hoef, maar ineens had, waarschijnlijk omdat ik een vraag verkeerd beantwoordde. Raar soort verantwoordelijkheid.
Voordat ik erg in had, las ik een artikel over de vrije wil, terwijl ik bezig was mijn sportschoenen te zoeken. De kranten lagen op tafel, een opengeslagen, De Volkskrant, en daarin stond dat artikel. Ik was geïnteresseerd in het antwoord op de vraag hoe het kon dat mijn sportschoenen onvindbaar waren, maar meer nog in de vrije wil. Ja, wat wilde ik nu?
Een uitdrukking waar ik telkens om moet lachen is: “Ik word er niet blij van.” Komt doordat ik over dat `blij’ nadenk, en dat je dat dus niet wordt vanwege iets of iemand. De hoofdredacteur van De Telegraaf gisterochtend, over de auto die zijn pand was binnen geramd: “Dat is niet iets waar je blij van wordt.”