Volgende week zal Carola Schouten van de ChristenUnie ongetwijfeld op het bordes staan. Als deze zin over een paar eeuwen wordt opgegraven en onze tijd helemaal vergeten is, roepen de woorden een groot vraagteken op. Op het bordes staan? Hoezo op het bordes staan? Maar wij weten gelukkig nog wat er bedoeld wordt. Het heeft ook iets plezierig huiselijks, even naar buiten, hup, het bordes op. Carola Schouten zegt dat ze niet weet of ze daar staat, maar ze zegt niet dat ze er niet staat, dus staat ze daar.
Dat ze al een jaar of drie hier en daar worden gehouden, wist ik niet: feestjes waarop het geslacht van de baby bekend wordt gemaakt. De nog niet geboren baby dus. Ik las hierover met ingehouden adem.
Het was te voorspellen: op radio en televisie waren deze dagen veel gesprekjes met `mensen op straat’. Hun werd gevraagd wat ze dachten van de voornemens en plannen van de nieuwe regering. Waarschijnlijk is het goed dat die gesprekjes er zijn, maar het is ook nutteloos tijdverdrijf, want we zijn ze meteen erna weer volledig vergeten. Maar goed, het is een vorm van folklore.
Hoe zit het ook alweer zit met brieven die ik van de overheid ontvang? Ik zeg er meteen bij dat ik niet mijn best heb gedaan de kwestie scherp te begrijpen. Het gaat erover hoe ik aangesproken word: mijnheer of mevrouw Verbogt. Wordt afgeschaft. Niet alleen in mijn geval, maar algemeen. Het is, las ik, niet wenselijk. Of niet wenselijk meer. Kan het mij wat schelen? Zou wel moeten. Veel kan dan niet wenselijk zijn, maar wel dat je een goede relatie met de overheid hebt. En bij een goede relatie horen ook goede omgangsvormen. Vind ik. De overheid blijkbaar niet.
Het was niet voor niet dat ik gisteren hier kort het lied `We zijn er bijna, we zijn er bijna, maar nog niet helemaal’ behandelde. Ik teken er nog bij aan dat ik het altijd lastig vind mee te moeten met het lied terwijl we in een file staan. Het kan hartstikke waar zijn wat we zingen, maar toch. Bovendien: wat is bijna? Over die kleine, maar toch ook grote vraag dachten we uiteraard ook vaak na tijdens de formatiebesprekingen. We zijn er bijna, we zijn er bijna, maar nog niet helemaal.
Een oud lied dat zich soms door mijn hoofd zingt is: We zijn er bijna, we zijn er bijna, maar nog niet helemaal. Iedereen kent het, iedereen zal het weleens gezongen hebben, waarschijnlijk vaak. Ik herinner me vooral hoe er iemand in auto mee begon, mijn moeder, af en toe mijn vader, een oom, een tante. Dagje weg geweest, naar een attractie, familiebezoek, en dan in de vroege avond moe maar voldaan weer naar huis. Ik was nogal een dromer en zat op achterbank graag naar de hemel te kijken, met daarin een oranje zon en wolken waarin ik allerlei taferelen zag.
Gelukkig zag ik zaterdagavond de herhaling van Zomergasten met Eberhard van der Laan die al zeer ziek was, maar ook zoekend. Dat laatste viel zo weldadig op en dat maakte hem sterk, niet alleen tijdens de uitzending, maar het gold voor zijn hele leven: iemand die voortdurend zoekt, naar oplossingen, naar mogelijkheden, naar nieuwe manieren van kijken.
Vandaag neemt Hans Spekman afscheid als voorzitter van de PvdA. Dat had hij eigenlijk al op 17 maart gedaan, na de verkiezingsnederlaag van zijn partij, die ook lang mijn partij was. Maar er moest dus nog een officieel moment komen. Een moment voor wat? Ja, voor afscheid. Tussen toen en nu is zijn zus overleden. Anneke. Ik lees een interview met hem waarin hij ook over haar praat. Dat doet hij zo mooi en innig dat ik de rest van het gesprek minder belangrijk vind.
Waar griezelde ik als kind van? Dat vraag ik me uiteraard af in de Kinderboekenweek waarvan het thema griezelen is. Mooi, vreemd woord is het, je kunt het bijna niet luchtig uitspreken. Toen ik heel klein was, las mijn vader me Klein Duimpje voor. Van het donkere bos waarin hij verdwaalde, maakte mijn vader écht een donker bos en dat vond ik behoorlijk eng, maar ik zat bij mijn vader op schoot en daar kon me niets gebeuren. Was dus niet griezelig, want dan ben je bang en geschrokken, je voelt het in je ademhaling, je hebt kippenvel.
Hoe sta ik ervoor in 2021? Nog niet zo lang terug was zo’n vraag niet in me opgekomen. Over 4 jaar! Ik hoop dat het meeste wat ik doe, hetzelfde is als wat ik nu doe, met opgeheven hoofd, neus in de wind, borst vooruit, zacht opgejaagd door avontuurlijke onrust, altijd nieuwsgierig naar de horizon. Ik doe er mijn best voor, maar als je je er best voor moet doen en het niet zomaar gaat, is er iets aan de hand waar je misschien niet je vinger op kunt leggen. Ben ik pessimistisch? Alsjeblieft niet zeg.