De vraag `Wat had ik zelf gedaan?’ stel ik me niet zo vaak. Zou nuttig kunnen zijn: scherpt de geest, je begrijpt jezelf weer wat beter, maar toch. Altijd kom ik uit op de verzuchting: maar ja, ik heb het niet gedaan. Daardoor wordt de vraag treurig, vergelijkbaar met `We hadden bloemen mee moeten nemen’ wanneer je ergens binnenkomt waar iets feestelijk aan de hand is. Is waar, van die bloemen, maar je hebt ze niet meegenomen.
Duidelijk niet goed opgelet, stom, maar zondag in de namiddag hoorde ik tijdens de voorbeschouwing op de wedstrijd Nederland-Finland een uitdrukking die ik niet kende: de bus parkeren. In het gesprekje tussen interviewer en deskundige deden ze of het een gangbare aanduiding was, maar ik moest die even opzoeken. Kort door de bocht: enorm verdedigend spelen, bijna alles spelers op eigen helft.
Afgelopen jaren zijn hier in de buurt nogal wat bomen gekapt, meestal wegens ziekte, van de boom dus. We waren er bedroefd om. Binnenkort worden er nieuwe geplant, de gemeente heeft dat beloofd, het is afwachten of het echt gebeurt. We gaan er vanuit dat het serieus is, omdat op de plekken waar de nieuwe bomen komen, houten beelden zijn geplaatst, gemaakt van het hout van de oude bomen – zo heb ik het begrepen.
Onderhand worden ze fascinerend, de gesprekken met premier Schoof, vooral als het de bedoeling is dat hij iets persoonlijks zegt. Gisteren ook weer in deze krant: je leest het, maar had je net zo goed niet kunnen doen. Meteen voor de duidelijkheid: ik heb geen hekel aan de heer Schoof, want daartoe geeft hij geen aanleiding. Tijdje terug leek hij me beetje zielig: man die niets mocht, die wie hij was, moest uitschakelen. Dat laatste deed hij overtuigend.
Hoe groot is de blijdschap? Die vraag stellen nieuwslezers altijd, maar dan ook écht altijd wanneer er een groot internationaal probleem is opgelost of bijna is opgelost. Gisteren hoorde ik de vraag in het ochtendjournaal. Ging uiteraard over het Midden-Oosten. Als alles gaat zoals iedereen hoopt, kan de wereld opgelucht ademhalen. En natuurlijk is er dan sprake van grote blijdschap, maar hoe groot die is, valt moeilijk te zeggen. Er zijn geen woorden voor. Als er voor stralende gebeurtenissen geen woorden zijn, kan het niet beter.
Als het niet complimenteus is, blijft het moeilijk wat van iemands uiterlijk te zeggen. Zeker niet wanneer het om veranderingen gaat. Vriendin heeft iets in haar gezicht laten oprekken (als dat het woord is). Behalve dat de ingreep niet geslaagd is, kijkt ze er een stuk bitser door. Maar je houdt je mond, ook omdat je commentaar zinloos is: zij zit er niet op te wachten en nog belangrijker, het is al gebeurd.
“Ik ben even alleen nu. Thea is eten, Noor is eten, Ineke is eten en Do is ook eten.”In een winkel vol dameskleding zit ik aan een tafel te wachten. Daarvoor is die tafel. Voor wachtende partners. De verkoopmedewerkster die me zojuist koffie gaf en een groot glas water, zegt het tegen een klant die ze kent, dat zo’n beetje iedereen eten is. Nog niet zo lang geleden was het `met pauze’ of `even weg’, maar nu is het wat het is: eten.
Dagelijks leer je bij, een van de vele verschijnselen die het leven opwindend maken. Soms heb je geen zin je te verdiepen in wat je nu weer geleerd hebt, maar ja, het moet, je wilt wel weten wat er allemaal speelt. `Speelt’ is niet altijd het goede woord: wat zich voordoet. Ik wist tot gisteren niet wat creepshots zijn. Ik las erover in deze krant. Er zijn landgenoten die bijvoorbeeld in supermarkten foto’s van borsten en billen maken, door kleding bedekt, begrijp ik, en die dan verspreiden in sociale media. Vooral foto’s van vrouwen en vakkenvullers.
Wat best hoog op de lijst van teleurstellende momenten staat, is wanneer je naar je auto loopt en ziet dat er een ruit kapot is geslagen. Je moet dan meteen bedenken dat er ergere dingen zijn en dat is ook zo, maar het lukt niet altijd. Uit de auto kon niets gestolen worden, maar die ligt wel vol stukjes glas. Die situatie moet eerst veranderd worden en daarna dus naar de garage die gespecialiseerd is in het repareren van autoruiten.
Terwijl ik op weg ben naar een lezing en een en ander op een rijtje zet, merk ik ineens dat ik wat ben vergeten, drie velletjes aantekeningen. Geen ramp, ik ken ze min of meer uit mijn hoofd, maar ik heb ze er graag bij, voor zekerheid. Veel is `voor de zekerheid’. In mijn gedachten zie ik die papieren ook voor me, in mijn werkkamer op een stapeltje dat verder niet zo belangrijk is, maar dat ik nooit zomaar passeer. Zojuist dus wel. Misschien lag of stond er iets op die aantekeningen.