Er is onderzoek verricht naar onze omgang met kerstversiering. Van dat soort onderzoeken houd ik nogal. En ik ben opgehouden me druk te maken omdat mij weer niets gevraagd is. Daar práát ik zelfs niet meer over.
In 2020 komt er een biografie van Patty Brard, lees ik. Ze wordt dat jaar 65. Nu kun je zeggen: 2020 is nog ver weg, wie dan leeft, wie dan zorgt. Maar dat is niet zo. Het duurt maar even.
Het einde van het jaar nadert en dan steken altijd een paar vaste waarden de kop op. Zoals de Nationale Wetenschapsquiz op televisie, dit jaar op 29 december. Ik kijk daar meestal naar en na afloop zit ik een tijdje verpletterd voor me uit te staren: ik weet weer helemaal niets! Ik kan nog steeds best goed nadenken, ben geïnteresseerd in nogal wat ontwikkelingen op wetenschappelijk gebied, lees daar ook veel over, maar nee, dat helpt allemaal niets. Het maakt me enorm bescheiden, een prima stemming voor de laatste decemberdagen.
Dat mensen zich in prille ochtend voor de nog gesloten huisartsenpraktijk opstellen, begrijp ik. Het is daar vaak lang wachten en daarom nuttig zo vroeg mogelijk in de wachtkamer te zitten. Het kleine probleem is wel dat je dikwijls tussen medepatiënten staat die graag een praatje over niets voeren. Wachttijd in de openlucht moet immers met geluid gevuld worden.
Op een receptie ontmoet ik een vrouw die ik me herinner van langer dan veertig jaar geleden. Ja, ergens in het begin van de jaren zeventig zie ik haar in die herinnering, een feest in een groot huis ergens in het diepe zuiden van het land, het was zomer. Leuke vrouw, mijn leeftijd, niet veel ouder geworden. Dat laatste zeg ik ook, als we elkaar een hand hebben gegeven. Aan haar is ook te zien dat ze zoekt naar een herinnering. Ze lacht en zegt: “Jij ook niet.” Dat laatste is natuurlijk onzin, maar van haar vind ik het echt, wat zij waarschijnlijk onzin vindt.
Snelbinders zijn niet meer wat ze geweest zijn. Of nee, het zijn de matige constructies van de bevestigingspunten waardoor de snelbinders los raken en zich in je achterwiel wikkelen. Gebeurde gisterochtend. Klein probleem, maar toch: lastig. Ik zit op mijn hurken om het materiaal eruit te peuteren, bij mij in de buurt tegenover een café waar ik soms kom.
Het begin van 5 december is hier altijd hetzelfde. Omstreeks 8 uur wordt de straat met een rood-wit lint afgezet. Tot een paar jaar geleden werd dit gedaan door twee stevige motoragenten, speciaal belast met hartelijkheid. Inmiddels zijn we aan verkeersregelaars gewend, mannen en vrouwen in gele hesjes.
Wordt al een `Freriksje’ genoemd, de lompe manier waarop Philip Freriks zondag tijdens een radioprogramma als columnist van dat programma ontslagen werd. Of deze kwestie het Jaaroverzicht van het Journaal haalt, weet ik niet. Bij Jeroen Pauw werd duidelijk dat de VPRO het wel degelijk zo bedoelde. Niet de manier waarop, maar dat hij weg moest, terwijl de omroep dat maandag en dinsdag sterk bleef ontkennen. Dat zijn slappe smoesjes.
Een groot deel van de drukke verkeersweg was opgebroken. Ik zat in de auto, het was avond, er viel drammende regen en ik zag een grote felverlichte pijl die me naar links leidde, naar een gedeelte van de weg waarop je normaal van de andere kant rijdt. Een op het wegdek geschilderde pijl zei dat ook: de andere kant op. Maar ja, er was ook de grote fel verlichte pijl.
In de televisieserie Swiebertje van lang geleden, speelde ook een veldwachter een belangrijke rol, Bromsnor genaamd. Uitstekende naam, niemand in mijn omgeving zei: wie héét er nu zo? Eerlijk gezegd keek ik vooral vanwege hem. Zijn omgang met regels en gezag vond ik fascinerend. Voor hem was de allerhoogste autoriteit de burgemeester. Ik vond het altijd fijn wanneer de burgemeester Bromsnor opbelde, want dan ging de veldwachter in de houding staan, terwijl zijn stem bijna trilde van ontzag.