Gaat me niet om het geld, zeg ik er meteen bij, maar ik vind een fooi geven vaak lastig. Ik heb het nu over de fooi als verschijnsel. Ik doe het altijd, bijna altijd. Soms loopt de omgang van de bediening met jou als klant de spuigaten uit en dan dus niet. Ik bedoel: die fooi moet wel ergens over gáán.
Woord dat steeds zwaarder in deze weken hangt en er misschien al log is uit getuimeld of dat gauw doet: voorjaarsnota. Hele tijd is daar iets mee, terwijl het een woord is dat ook iets vrolijks heeft, wat komt door het eerste deel ervan: voorjaar. Het jaar moet nog écht op gang komen en alles wat we graag van plan zijn stellen we nog even uit, want dat mág van het voorjaar. Voorjaar is een woord dat over beloftes gaat, over een nieuwe tijd, over vers optimisme.
Je informeert er niet naar, want je wilt niet de wijsneus uithangen, maar soms zou ik best willen weten wat je wordt gevraagd als je in een winkel gaat werken. Wat je erin aantrekt, wat je denkt dat je kunt, of je op Nederlandse les zit als je die taal niet spreekt? Geen idee. Of je het niet erg vindt beetje vriendelijk te zijn en of je niet al te gauw last hebt van rare vragen van klanten die bijvoorbeeld niet weten waar iets ligt?
Misschien gek, nee, niets is gek in wat ik nu aansnijd: ik was ervan overtuigd dat minister Faber gisteren haar aftreden zou bekendmaken. Dag kabinet. Die verwachting was de nacht daarvoor plotseling in me tot leven gekomen, niet eens in een droom. Voordat ik ging slapen had ik de persconferentie van de premier gelezen. Meestal kijk ik daarnaar op vrijdagavond, maar het was er niet van gekomen. De letterlijke tekst wordt gepubliceerd, de vragen (ook door wie) en de antwoorden van de premier.
Ergens vorig jaar moest ik in een boekhandel een bevlogen praatje houden en daarna mijn handtekening in door mij geschreven boeken zetten, altijd eervol. Toen ik daarmee klaar was, kwam er een vrouw aan mijn tafeltje en vroeg waar de boeken over hengelsport stonden. Ze dacht dat ik bij de boekhandel hoorde, wat indirect misschien ook het geval was, en zei dat haar man al paar keer had gezegd dat vissen hem een leuke tijdsbesteding leek, maar dat hij die stap maar niet zette. Vandaar het boek dat hem over de streep kon trekken.
Dan lees ik dat Robert ten Brink voor zijn programma All you need is love met families naar Australië reist om ze met hun familie die daar woont, te verenigen, nadat ze elkaar járen niet gezien hebben. Ja, misschien via digitale verbinding, maar dat is toch iets anders.
“Ja, je bent natuurlijk een kwetsbare jongen.” Mijn huisarts zei dat tegen me en hoewel het misschien lastig is kwetsbaar te zijn, was ik best tevreden over die woorden. Ik hoor ze mijn huisarts graag zeggen, aardige vrouw die het goed met me voorheeft. Gaat iets aan vooraf: ik kwam een jonge collega tegen die ik al een tijdje niet zag. Ze vertelde dat ze gordelroos had gehad en keek daar pijnlijk bij. Ik zei dat ik die ziekte niet kende, ja, wel van gehoord natuurlijk, maar zelf geen ervaring mee. “Dat is maar beter ook,” zei ze.
Je zou willen dat sommige kwesties in stilte werden afgehandeld. Ik heb geen zin voor half april aan de komende jaarwisseling te denken. Moet eerst maar eens echt lente worden. Maar goed, ik vind het al lastig me af te vragen wat ik morgenavond ga eten, terwijl vandaag nog tot bloei moet komen.
Ergens in de verte hangt Moederdag in de lentelucht. Mijn moeder vond dat een onzinnige manifestatie. Ze had al vaak uitgelegd waarom, maar telkens luisterden we aandachtig wanneer ze dat opnieuw toelichtte: “Ik ben toch altijd jullie moeder. Of is dat de rest van het jaar anders?” Vraag hoefden we niet te beantwoorden.
Er verandert wat in het theoretisch examen voor het rijbewijs. De heer Pechtold die daarover gaat, zat gisteren daarom in het televisieprogramma Goedemorgen Nederland, maar wat hij erover zei drong niet tot me door, want ik was met het begin van de dag bezig en daaraan heb ik mijn handen vol.