Zondagavond zag ik beelden van de uitvaart van Charlie Kirk. Stadion vol rouwenden. President van het land erbij, min of meer zijn hele regering, ontzettend veel biddende mensen, wat zegt het over onze tijd? Charlie Kirk had ik niet zo gevolgd voordat hij werd vermoord. Wist van zijn bestaan, ook dat hij fanatiek rechts was, dat hij Trump in veel zaken adviseerde en ook vond ik hem oud voor een man die begin dertig was.
Is altijd zo geweest dat ik snel ontroerd ben, voor mij dus een leeftijdloze emotie. In mijn kindertijd was ik paar dagen overstuur van de film Bambi. Nog steeds heb ik het regelmatig bij films, maar ook bijvoorbeeld bij tere dynamiek in een dansvoorstelling. Váák door muziek, zeker als ik in een concertzaal zit. Soms ook bij iets alledaags, kleine gebeurtenis op straat.
Hoe lang is nog even? Als onze premier aan het hardlopen is in de vrije natuur, ver weg van de ontstellende bedomptheid van zijn werkvloer, zal hij vast vaak denken: nog even en dan ben ik er vanaf.
Gisterochtend om een uur of zeven sta ik in de deuropening om de vuilniszak naar de hoek te brengen. Moet in een autovrije straat. Vuilniswagen mag er ook niet in. Het is mijn eerste contact met de buitenwereld, daarom moet ik even om me heen kijken, naar de huizen aan de overkant, waarin nog weinig leven te bespeuren is, naar de donkergrijze hemel die er nu niet uitziet of die dadelijk daglicht toe zal laten.
Links woonden ooit buren die ik niet heb gekend, maar aan wie ik iedere dag even denk. Voor het huis dat ooit hun woning was, zijn twee Stolpersteine, struikelstenen. Daarop hun namen: Mozes Samson van der Woude, (geboren in 1887) en Jansje van der Woude-Moscoviter (geboren in 1892) . Daaronder de datum waarop ze uit hun huis zijn gehaald, 26 september 1942, en daaronder dat ze via Westerbork naar Auschwitz zijn gedeporteerd. Jansje werd meteen vermoord, Mozes vier maanden later.
Er zijn veel zinnetjes met een vaag alarmerend karakter. Meestal worden ze terloops uitgesproken. Bijvoorbeeld: “Het is er nog niet van gekomen.” Bijna altijd gaat het dan over iets dat er al lang van had moeten komen, maar ja, zogenaamd geen tijd, andere dingen te doen, laksheid. Heb je heus wel in de gaten, ook omdat er vast iemand is die er wat van zegt en dat vind je irritant.
Nieuw voor me, ik las het gisteren in deze krant: de troonrede staat op knispervrij papier. Is sinds 2013 het geval. Op verzoek van de koning: “Gehaald bij een speciaalzaak, zodat het omslaan van de blaadjes niet afleidt van de boodschap.”
Pas maakte ik het weer mee bij een uitvaart: de vriend die de ceremonie geleid had, vroeg aan het eind een warm en welverdiend applaus voor de overledene. Dat kwam er natuurlijk en niet zo’n beetje ook. Alle aanwezigen bleven bedroefd, maar het applaus maakte alles lichter. Het luchtte ook op, veroorzaakte troostende saamhorigheid.
In de pauze van mijn les op de toneelschool vertelde een student dat ze eerder weg moest, omdat ze moest laten controleren of ze besmet was met tuberculose. Haar vriend in Londen had die ziekte, vandaar. “O, een krasje,” zei ik. “Een wát?”
Iedereen kent het: bericht van de overheid of een andere instantie waarin staat dat je iets fouts hebt gedaan. Heb je niet, het is zelfs onmogelijk dat je dat hebt gedaan. Moet je dus met de overheid of andere instantie in gesprek.