Graag prijs ik vaak de foto- en filmgenieke omgeving waarin ik woon, bruggetje, water, fijn uitzicht over dat water. Ieder dag minstens twee bruidsparen. Ik sta heus niet de hele dag voor het raam, maar als ik er een zie, moet ik er altijd even naar kijken. Het is geen romantische vertedering of zoiets, meer verwondering. Soms voel ik de neiging het raam open te zetten en te roepen: “Doe maar niet alsjeblieft!” Maar ja, waar zou ik me mee bemoeien?
Heb je vaker: je denkt pas weer aan iemand als hij gestorven is. Hier dus `hij’, want ik het heb het over Kars Veling (mooie, knoestige Oudhollandse naam), in 2002 de eerste lijsttrekker van de pas opgerichte ChristenUnie. Hij veroorzaakte onrust in zijn achterban toen hij tijdens de verkiezingscampagne zei dat christenen op zondag best een ijsje mochten kopen. Ook dat moest ik lezen om me weer te herinneren dat ik er toen met vertederde belangstelling kennis van nam. Niets eens lang geleden, 2002, ijsje kopen op zondag!
In een van de tuinen van het Rijksmuseum staat een telefooncel, niet in gebruik, je kunt er niet eens bij komen, maar het is een herinnering aan een tijd die voorbij is.
Je moet een dringende reden hebben als je afzegt voor Lowlands, dat avontuurlijke en vriendelijke festival. Ik ben er zelf paar keer geweest en terwijl ik niet van grote groepen mensen houd, had ik er daar geen last van. Twaalf jaar geleden was ik er voor het laatst, als – ik verontschuldig me meteen voor het woord – artiest. Zo voel ik me niet, maar als je daar optreedt ben je het automatisch. Ik verzorgde samen met Douwe Bob een programmaonderdeel. Hij musiceerde fantastisch bij verhalen die ik vertelde. Of andersom: ik vertelde verhalen bij zijn muziek.
Toen mijn bevriende buurman en ik gisterochtend van de sportschool naar huis liepen, zei hij, op zijn horloge kijkend: “Nog een uur.” Ik vroeg wat hij bedoelde, want dat vraag ik tegenwoordig altijd als ik iets niet begrijp. Hij antwoordde dat dan het hitteplan van kracht werd.
Maand of drie geleden gaf een razendsnelle scooter me geen voorrang en vloog ik nogal schokkend door de lucht en knalde daarna verstrengeld met mijn fiets op het wegdek. Daarom mag ik nog steeds niet zwemmen. Wond op scheenbeen verdraagt dat niet. Op die plek voltrekt genezing zich langzaam. `Ook niet in zee?’ vroeg ik aan de huisarts, want als er iets niet mag, ga ik altijd licht zeuren. Mijn huisarts kent dit gedrag. Ze legde haar hand op mijn onderarm: `Ook niet in zee.’
Weet niet meer in welke krant ik het las, klein bericht in de marge van het grote nieuws: Man aangehouden die in een supermarkt andere man het ziekenhuis had in geslagen. Eerste drong voor, tweede sprak hem daarop aan, ruzie, klappen, ziekenhuis. Mishandelde man nog steeds in kritieke toestand. Soms vergeet ik zo’n bericht snel, soms blijf het me bij. Was nu het geval. Zaterdag las ik het, gisteren dacht ik er nog aan.
Doordat ik fanatiek aan sportbeoefening doe, beweeg ik me net wat te vaak beetje gehavend door het dagelijks leven: iets met de rug of enkel, schouder die niet op topniveau meewerkt. Laat ik het zo zeggen: het is aan me te zien. Heeft voor- en nadelen. Je moet bijvoorbeeld dikwijls uitleggen hoe het komt en als je dat dan nonchalant doet, schudt de ander verwijtend het hoofd: “Nogal idioot ook, vier keer per week naar zo’n sportclub.” Ik heb nooit zin daarover in gesprek te gaan.
De terugkeer van televisieseries die tijdje geleden populair waren, hebben een geruststellende uitwerking op ons. Ik las het ergens, het is onderzocht. Als ik het goed onthouden heb, gaat het bijvoorbeeld over Baantjer. Die geruststelling hebben we nodig in de ons omringende wereld die met de dag schokkender wordt.