Voor wetenschappelijk onderzoek waarvan je je afvraagt wat we ermee moeten, kan ik warme belangstelling hebben. Tijdje terug zat er in Nieuwsuur een mobiliteitsdeskundige die zich op de universiteit enige jaren had beziggehouden met het parkeren van auto’s en daarop ook gepromoveerd was. Een van zijn voornaamste conclusies was dat mensen niet minder winkelen als ze niet in de buurt van de winkel kunnen parkeren.
In bijna alle kranten stond gisteren te lezen dat Donald Duck een nieuwe buurvrouw krijgt. Nieuws dat goed is voor je humeur. Die buurvrouw heeft ook een zoontje. Eva Hamerslag en Lex, zo heten ze. Mevrouw Hamerslag is een alleenstaande moeder.
In de trein is de stiltecoupé geen stilcoupé meer. Komt doordat de conducteur heeft omgeroepen dat ze een te korte trein hebben meegekregen. Alsof iemand bij een vertrekpunt nonchalant treinen staat uit te delen. Tijdje terug besloot ik niet meer te klagen over de NS, nu ook niet. Er is daar veel mis waaraan niemand wat kan doen. Ja, misschien kan dat wel, maar dan moet zo iemand eerst gevonden worden. Speld in hooiberg. Vanwege de te korte trein vulde de stiltecoupé zich op volle kracht met reizigersgekakel.
Als hier in huis Boer zoekt vrouw wordt opgezet, maak ik me snel uit de voeten. Maar ja, soms is het onvermijdelijk dat je het toestel toch even passeert. Was zondag ook het geval en toen hoorde ik Yvon Jaspers zich met haar rare schreeuwstem oog in oog met een boer afvragen waarom hij nog geen vrouw had. Ze zei: “En je ruikt nog lekker ook.”
Al vaker schreef ik dat de digitale camera lekker makkelijk is, maar ik het jammer vind dat je niet meer verrast wordt door wat je gefotografeerd hebt. Zelf houd ik nog van fotorolletjes die je naar de fotowinkel brengt. Na een paar dagen haal je die op en bekijk je nieuwsgierig wat je allemaal hebt vastgelegd. Vaak kan het beter, maar dat is dan voor de volgende keer.
Tijdje geleden sprak ik op een feestje een vrolijke en vriendelijk vrouw die zei dat ze al bijna dertig jaar in het basisonderwijs werkzaam was, maar daar nu mee stopte. Ze had er genoeg van na schooltijd ouders te moeten spreken die verhaal kwamen halen. Dan had ze hun kind de dag ervoor een standje gegeven of gemaand alsjeblieft een beetje op te schieten. Ik vroeg of ze dat schreeuwend had gedaan? Nee, schreeuwen vond ze potsierlijk, maar haar toon was streng geweest, anders werd niet duidelijk wat ze bedoelde.
Ergens in huis moet ik een zaklantaarn hebben. Geen idee waar. Ik denk er ook nooit aan. Ja, eergisteren toen ik in deze krant een stuk las over preppen, een woord waarmee ik nog geen band heb, wat ook komt door wat het betekent: dat je voorbereid bent op rampen.
Voor mij is het een woord uit een tijd die ver weg lijkt: Tupperware. Nu de fabrikant failliet is, besef ik dat het er al die tijd gewoon was. Blijkbaar is de rol van al die bakjes nu uitgespeeld. Misschien bewaren we minder eten, geen idee.
In de schoenenwinkel maak ik meteen een fout, ik vraag: “Heeft u ook gewone schoenen?” Het meisje dat me vroeg of ze me kon helpen, kijkt niet geïrriteerd. Ik zie dat ze zich een tijd voor de geest probeert te halen waarin ze weleens dat soort vragen heeft gehoord. Alles was toen anders, maar hoe anders, ja, dat is ze vergeten en misschien is het ook beter dat ze dat niet meer weet. “Gewone schoenen,” herhaalt ze, niet eens als vraag, maar als twee stoffige woorden. Ik wijs om me heen: “Ik zie alleen maar sneakers.”